Zwakke groei maar stijgend vertrouwen: Brusselse economie tussen steen en steen
In de eerste helft van 2025 zal de Brusselse markteconomie met +0,1% bijna onmerkbaar groeien, terwijl Vlaanderen en Wallonië met respectievelijk +0,4% en +0,8% zullen groeien. De daling van de inflatie en de heropleving van het ondernemers- en consumentenvertrouwen zijn echter hoopgevend. Achter dit contrasterende beeld gaan institutionele uitdagingen, budgettaire keuzes en sectorale dynamiek schuil die de toekomst van het hoofdstedelijk gewest zullen bepalen.
Contrasterende eerste resultaten: trage groei en uitbarstingen van dynamiek
Concreet stelt het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (IBSA) vast dat de commerciële sector in Brussel tijdens de eerste zes maanden van 2025 nauwelijks in beweging kwam. Met een groei van +0,1% blijft Brussel achter bij de twee andere gewesten: Vlaanderen (+0,4%) en Wallonië (+0,8%). Deze bescheiden prestatie kan met name worden verklaard door de aanhoudende daling van de industriële productie (-6% over dezelfde periode) en door een herstel in de bouwsector dat nog ver verwijderd is van het niveau van 2019.
Er zijn echter een aantal positieve signalen. De daling van de inflatie heeft het moreel van de economische spelers hersteld. In de praktijk krijgen huishoudens weer iets meer koopkracht en durven bedrijven meer te investeren (+1,2% ten opzichte van de eerste helft van 2024). Tot de sectoren die het goed doen behoren IT, hoofdkantoren en bedrijfsbeheer, en de voedingsmiddelen- en farmaceutische industrie, die hun productie- en innovatiecapaciteit versterken.
Structurele obstakels: politieke verlamming en regionale schulden
Maar deze opleving blijft fragiel. Op lange termijn is de langdurige afwezigheid van een regionale regering - meer dan 500 dagen zonder uitvoerende macht sinds 2024 - een van de grootste obstakels voor een duurzaam herstel. Bij gebrek aan duidelijke begrotingsbesluiten komen grote infrastructuurprojecten en overheidsinvesteringen maar moeizaam van de grond. Brussel is echter sterk afhankelijk van dergelijke uitgaven om zijn stedelijke en economische dynamiek in stand te houden.
Bovendien beperken de gewestelijke budgettaire beperkingen de speelruimte van het hoofdstedelijk gewest. Tussen het beheer van de mobiliteit (met de versterking van de lage-emissiezone), de financiering van wegen en openbare diensten, krimpt het beschikbare budget. Als gevolg daarvan trekt de bouwsector aan, maar kan hij niet terugkeren naar het niveau van 2019, en heeft de verwerkende industrie te lijden onder een gebrek aan zware investeringen.
Groeisectoren en vooruitzichten op werk
De Brusselse economie draait echter niet alleen om moeilijkheden. Sectoren met een hoge toegevoegde waarde bieden bemoedigende vooruitzichten. Eerst en vooral blijven IT en zakelijke diensten groeimotoren, dankzij de aanwezigheid van multinationals en financiële activiteiten in het hart van de Europese hoofdstad. Deze sectoren melden een nettotoename in de aanwervingsintenties, een teken van toekomstige jobcreatie.
Ook de farmaceutische en voedingsindustrie blijven investeren in O&O en productiecapaciteit. Deze twee sectoren, die minder gevoelig zijn voor economische cycli, versterken de veerkracht van de lokale economie. In de praktijk weerspiegelt de stijging van de investeringen met 1,2% ook de wens van bedrijven om hun instrumenten te moderniseren met het oog op de internationale concurrentie.
Beleidskwesties en uitdagingen op het gebied van concurrentievermogen
De grootste uitdaging in Brussel blijft institutioneel. Uit ons onderzoek bleek hoe cruciaal de snelle vorming van een regionale regering is om strategische beslissingen te ontsluiten en nieuwe financiering veilig te stellen. Zonder politieke eenheid en een duidelijk herstelplan bestaat het risico dat de hoofdstad stagneert tegenover haar buren, terwijl Vlaanderen en Wallonië volledig operationele uitvoerende organen hebben.
Tegelijkertijd moet het Brussels Gewest zijn aantrekkingskracht als Europees en financieel centrum behouden. Dit betekent een betere coördinatie van de transportinfrastructuur, een vlotter beheer van de LEZ (Low Emission Zone) en administratieve vereenvoudiging om start-ups en investeerders aan te trekken. In de praktijk versterkt de interregionale concurrentie de dringende behoefte aan een allesomvattend actieplan dat de groene en digitale economie combineert.
Op weg naar een stevig herstel of gewoon een adempauze?
In de praktijk bieden de daling van de inflatie en de stijging van het vertrouwen een kans om het herstel te consolideren. De IBSA wijst er echter op dat deze signalen “fragiel” blijven. Een aantal vragen blijft onbeantwoord: zal de aanhoudende daling van de inflatie volstaan om de consumptie te ondersteunen? Zullen de aanwervingsintenties zich echt vertalen in duurzame jobcreatie? Welke impact zal de versterking van de LEZ hebben op de logistiek en de stedelijke handel?
Op lange termijn zal de veerkracht van Brussel ook afhangen van zijn vermogen om zijn economische structuur te diversifiëren, om de industriële achterstand in te halen en de werkonzekerheid te verminderen. Want nominale groei volstaat niet: die moet gedeeld worden en zowel de grote ondernemingen als de Brusselse werknemers ten goede komen. In het hart van deze uitdagingen blijft de politieke dimensie doorslaggevend: een gestabiliseerde regering en een coherent begrotingsplan kunnen eindelijk de middelen verschaffen die nodig zijn om de sprankjes hoop om te zetten in een solide en duurzaam herstel.


0 reacties